Zichtbaar denken en fatische kwaliteiten

Hoe één opmerking je kan prikkelen

Mijn werk zou fatische kwaliteiten hebben. Ik had nog nooit gehoord van dit begrip, en naar bleek was ik niet de enige in de groep. Ik zocht naar de betekenis op internet, maar dit bracht me in eerste instantie verbazing, een gevoel van onzekerheid, en ook een zekere boosheid, want dit leek me een diskwalificatie van mijn werk.

‘De fatische functie van taal is het gebruik van taal voor het opbouwen of onderhouden van sociaal contact, zonder dat er sprake is van werkelijke communicatie in de zin van informatie-uitwisseling. Bekende voorbeelden zijn verbale groeten en gesprekken over alledaagse zaken (zoals het weer).’1, aldus Wikipedia. Was mijn werk zo vlak, nietszeggend, van chit-chat-niveau? Praten om het praten, om elkaars aanwezigheid te bevestigen, de stilte te verbreken?2

Fatisch zou verder betekenen dat mijn werk aantrekkingskracht heeft, en tevens de aandacht vasthoudt, wat ook een kwaliteit zou zijn. Ook daar kon ik niet zo goed mee overweg. Gaat dit over schoonheid, waar we het in de kunsten over hebben, of alleen over ‘mooi’ en weinig zeggend? ‘What about de inhoud?’ Daar wilde ik meer van weten.


Taal

Taal en beeld spelen een belangrijke rol in mijn denken, zeker in het kader van mijn opleiding tot docent beeldende kunst en vormgeving. Mijn eerste onderzoek op de opleiding ging over ‘De taal van beeld’. Het zou zo maar kunnen zijn dat ik mijn autonome werk onbewust inzet als aanleiding voor een conversatie. En ik moet zeggen, dat vind ik inderdaad een prettige manier om in gesprek te komen. Maar, dit is niet de intentie bij het maken van mijn werk. Daar spelen nog veel andere zaken een rol, zoals het proces waarin het gemaakt wordt.

In het essay ‘Over de dichter J.H. Leopold en het fatische in de kunst’3 van Rutger H. Cornets de Groot stonden gelukkig aanwijzingen waardoor ik de link naar mijn werk beter begreep. De dichter J.H. Leopold zou ‘afstemmen op een innerlijke stem en dit noteren’, ‘hoorbaar peinzen’ aldus Cornets de Groot. Hoe herkenbaar, het stap-voor-stap opbouwen van een eigen wereld, gevoed door ‘een verleden dat via een ruimte-tijdcontinuüm doorloopt in het heden’. Poëzie, verwijlen, rust, lege ruimte, varianten zijn begrippen die genoemd worden. En hoe die me aanspreken en met mijn eigen werk te maken hebben.

Ook in dit essay gaat het ‘fatische’, een term die in 1946 door Bronislaw Malinowski geïntroduceerd werd, 3 over onderling verkeer en sociale verbanden tussen mensen. Vanaf 1960 wordt de term door Roman Jakobson3 als functie in de taal gebruikt, niet om wat of hoe er gecommuniceerd wordt te duiden, maar in de functie van het communicatiekanaal zelf. Kunstenaars die gevoelig zijn voor het fatische zouden zich meer op hun medium dan op de gevoelens of ideeën die ze in dat medium willen uitdrukken richten, aldus Cornets de Groot. ‘Fatische musici bijvoorbeeld zijn zich ervan bewust dat die gevoelens en ideeën in laatste instantie niet door henzelf, maar door hun instrument moeten worden uitgedrukt.’3

 

Creatief proces

Cornets de Groot benoemd in zijn essay hoe fatische musici als bijvoorbeeld John Cage experimenteren met de klank van hun instrument, andere geluiden en de stilte. Een ander voorbeeld is Beethoven, die reflecteert op passages, uit de wisselwerking met zijn instrument zijn ideeën verder ontwikkelt en op die manier de luisteraar bij het creatieve proces betrekt. Nieuwsgierig geworden omdat ik dit herken in mijn eigen proces heb ik geluisterd naar o.a. Beethovens pianoconcert ‘”Appassionata”4. En ik werd meegenomen van noot naar noot, in het creatieve proces meegezogen, alsof inderdaad de toekomst ontstond uit dat wat is geweest, alsof de melodie vanzelfsprekend was, als een logische aanwezigheid. Zo nu en dan herkende ik een soort van thema, maar meer in de vorm van een wederkerigheid van noten, alsof ze nog niet goed begrepen waren en nog even extra aandacht en extra variatie nodig hadden om hun bestaansrecht te bewijzen. En dan het monotone van de ondertoon die er zo nu en dan in voorkomt en daarmee een basis legt in de vorm van een-herhaling-van-hetzelfde. En alles in een pure vorm.


Creëren door te communiceren en

communiceren door te creëren

Zowel in de beschrijving van de werkwijze van Leopold als die van Cage en Beethoven herken ik mijn eigen manier van werken. Ik maak niet om een zichtbare boodschap te creëren. Het proces prikkelt mij om te handelen. Vanuit een nieuwsgierige en oriënterende houding stem ik af op de informatie uit mijn omgeving die via mijn innerlijk vorm krijgt in dat creatieve proces. Ik communiceer met wat er al is, noteer, herhaal en varieer omdat ik iets moet onderzoeken en bevestigd wil hebben. Daarvoor gebruik ik een zo puur mogelijke taal, vormen en materiaal met een eigen leven en betekenis. Ik creëer door ermee te communiceren, en communiceer door te creëren. Er ontstaat iets, een omgeving, waarin de beschouwer eigen associaties mag krijgen, en dus betekenis mag toevoegen. Die wisselwerking nodigt uit om ergens over te gaan. In mijn werk wordt mijn denken zichtbaar.

Scroll naar boven